Uit: ‘Hoogbegaafd, wat betekent dat?’, uitg. Vereniging Mensa Nederland, 1993

 

Hoofdstuk 14

Begaafde kinderen - wat doe je ermee?

© Karel Jurgens 1993

 

Opvoeding van en onderwijs aan hoogbegaafde kinderen zijn onderwerpen die steeds meer in de belangstelling staan. In Nederland werden sinds 1980 de Dr. Binetstichting, de oudervereniging Pharos en de stichting Facta opgericht, terwijl universiteiten, onderwijsbegeleidingsdiensten en PABO's aandacht aan hoogbegaafdheid gingen besteden. Sinsdien zagen vele publikaties over hoogbegaafdheid het licht.
Om een indruk te geven van wat de deskundigen zoal bedenken zijn in dit hoofdstuk enkele praktische ideeën en gedachten bijeengebracht, ontleend aan een aantal zgn. postersessies tijdens Talent for the Future.

Aangepaste leermiddelen voor hoogbegaafde kinderen

Doorgaans zitten hoogbegaafde kinderen op school in een normale klas met leeftijdgenoten. De verschillen in werkwijze en tempo kunnen wel eens problemen opleveren voor de leerkracht. Dat geldt zeker ook voor Jan Yung van de Hong Kong International School. Op deze school zitten leerlingen met zeer uiteenlopende achtergronden en grote verschillen in leer- en kennisniveau. Min of meer door de situatie gedwongen ontwikkelde zij een aantal praktische ideeën om daarmee om te gaan.
De kinderen krijgen op deze school aparte taken op hun eigen niveau. De leerkracht put hiertoe uit een voorraad aangepaste leermiddelen. Deze taken worden gegeven als opdracht of, bij kinderen die wat verder zijn, bij wijze van contract tussen leerkracht en leerling. De (al of niet zelfgekozen) taak moet in een vastgestelde tijd worden afgemaakt. Dit is te vergelijken met het ook in Nederland bekende Daltonsysteem.
Aangepaste leermiddelen die zich lenen voor zelfstandig werken zijn inmiddels voldoende verkrijgbaar (b.v. Kien, Somplex, Denkwerk, TaalSignaal). Ook bekende middelen als Loco en Varia zijn bruikbaar. Nieuwe materialen worden o.a. ontwikkeld door het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek in Nijmegen ('Vooruit') en een aantal onderwijsbegeleidingsdiensten.

‘The Gifted Network’

Netwerken is ‘in’, dus waarom zou je het niet in het onderwijs kunnen gebruiken? In dunbevolkte gebieden is het moeilijk om verrijkingsprogramma's op te zetten. Scholen zijn er doorgaans klein en de leerkrachten moeten alle zeilen bijzetten om de leerlingen van laag tot hoog het juiste onderwijsaanbod te geven. Een categorie die maar enkele procenten groot is valt in zo'n situatie maar al te gauw uit de boot. Een netwerk biedt dan een oplossing.
In Nieuw Zeeland bestaat zo'n netwerk. Daarover vertelde Elaine LeSueur, directeur van de Special Abilities Unit van de Lincoln Heights School te Auckland. Haar organisatie verzorgt programma's voor kinderen met hoge intellectuele capaciteiten die verrijking nodig hebben. De essentie ervan is dat de kinderen in contact worden gebracht met tutors, experts op hun vakgebied die gewend zijn met begaafde kinderen om te gaan en die hun enthousiasme voor hun vak kunnen overbrengen. De kinderen maken opdrachten, waarbij ze hulp kunnen vragen van een tutor. Dit kan zowel per post als via de computer. Daarnaast worden er van tijd tot tijd bijeenkomsten gehouden waarop de kinderen hun tutors in levende lijve kunnen ontmoeten.

‘Future Problem Solving Program’

Het idee van het opzetten van een ‘denktank’ speelt in [de vereniging] Mensa al vanaf de oprichting. Alle wereldproblemen in een oogwenk opgelost door de verzamelde intelligentie van honderdduizend leden over de hele wereld.... Voor het zover komt moet je eerst leren hoe je je creativiteit kunt gebruiken om problemen op te lossen. Daarvoor bestaan verschillende methodes en één daarvan werd gepresenteerd door Pat Hoelscher uit Aberdeen, North Carolina. “Schrijf alles op wat rond is”, zo begon de presentatie. “Nu schrijf je alles op wat je kunt besturen.” Het bleek dat je moet leren op een andere manier naar de dingen te kijken.
De lijstjes van de meeste deelnemers vertoonden naar onderen toe steeds meer diversiteit. Kennelijk ben je gewend om eerst de voor de hand (en daarmee dicht bij elkaar) liggende antwoorden te geven, en komen pas later de meer onconventionele. Dit is een belangrijk gegeven als je al brainstormend oplossingen voor een probleem bedenkt. Het gaat dan niet zozeer om het aantal oplossingen, maar om het aantal verschillende categorieën oplossingen. Hoe groter dit is, des te meer kans op een goede oplossing.
Het brainstormen op zichzelf dient overigens als fase in een probleem­oplossings­strategie. Die begint met selectie van het belangrijkste probleem, het vinden van oplossingen daarvoor (het brainstormen), het opstellen van criteria voor de beste oplossing en uiteindelijk het selecteren van de beste oplossing aan de hand van die criteria.
Deze methode leent zich goed voor het (leren) oplossen van hypothetische problemen die zich in de toekomst kunnen voordoen. In de VS. lopen in de meeste staten dergelijke Future Problem Solving Programs. Groepjes studenten sturen hun oplossingen voor gegeven problemen naar getrainde beoordelaars, die het werk terugsturen met suggesties voor verbetering. Hoewel hier competitieve elementen inzitten gaat het in de eerste plaats om training in het oplossen van problemen en in daarmee verwante vaardigheden. Op grond van de positieve resultaten deed Hoelscher de aanbeveling aan alle aanwezigen om in eigen land ook zo'n programma op te zetten. Wie neemt de handschoen op?

Niet alleen onderwijs

De bovenstaande ideeën zijn ontwikkeld als aanvulling op het bestaande onderwijs. Daarnaast is er het terrein van de opvoeding. Je kunt veronderstellen dat hoogbegaafde kinderen een streepje voor hebben op niet-hoogbegaafde kinderen. Toch zullen er wel eens opvoedingsproblemen zijn. Dat kunnen heel gewone zijn, zoals gezagsproblemen of meningsverschillen over de mate van zelfstandigheid. Het kunnen ook problemen zijn die bij ‘gewone’ mensen niet of niet in die mate optreden. Bijvoorbeeld (over)gevoeligheid, egocentriciteit en gebrekkige sociale redzaamheid. Over dit gevoelige onderwerp gaan de volgende paragrafen.

Het voorkomen van egocentriciteit

Zeer begaafde, goed presterende scholieren en studenten raken eraan gewend dat zij informatie doorgaans op de juiste wijze interpreteren. Hoewel dat positief lijkt, houdt het een zeker risico in, aldus Dr. Darlene Mammucari van Widener University in Chester, Pennsylvania. Het kan ertoe leiden dat zij hun eerste indruk verwarren met de feitelijke werkelijkheid. Uiteindelijk kan een egocentrische houding het gevolg zijn, gekenmerkt door de behoefte om altijd overal gelijk in te krijgen en door een gebrek aan inzicht in de eigen denkprocessen. De egocentrische persoon handhaaft zijn geloof in eigen gelijk door simpelweg de fouten in zijn gedachtengang te negeren.
Egocentriciteit is eigenlijk altijd schadelijk voor de persoon die eraan lijdt. Het leidt tot sociaal isolement en belet de mens om (zelf-)kritisch en creatief te denken. In die zin is het te beschouwen als een vorm van onderpresteren. Mammucari stelt dat het dan ook van groot belang is voor egocentrische personen om zich ervan bewust te worden hoe egocentriciteit hen verhindert effectief te denken en te luisteren.
Als methode om dit zelfbewustzijn te bevorderen hanteert zij een vorm van geleide discussie in de klas. Door middel van de reconstructie en bespreking van verschillende gezichtspunten op hedendaagse en historische onderwerpen wordt de kritische zin gestimuleerd en mogelijk het gevaar van de ontwikkeling van egocentriciteit afgewend.

Geleide discussiegroepen voor ouders

Ouderschap is een ‘vak’ dat je eigenlijk op geen enkele school kunt leren. Gewoonlijk kijken aanstaande en beginnende ouders de kunst af bij anderen die al wat langer bezig zijn. Maar wat doe je nu wanneer jouw kinderen heel anders zijn dan die van anderen? Dan moet je op zoek naar andere ouders die in hetzelfde schuitje zitten. Een gespreksgroep voor ouders biedt de gelegenheid om met elkaar van gedachten te wisselen.
Dr. James T. Webb van Wright State University, Ohio, V.S. en Arlene R. DeVries van de Des Moines Public Schools, Iowa, V.S. beschreven een meer gestructureerde vorm van zo'n oudergroep. Hierin gebruiken deskundige begeleiders hun kennis van groepsprocessen en hoogbegaafdheid om ouders te helpen bij hun kind passende opvoedingsmethoden te ontdekken en zichzelf en hun kinderen beter te gaan begrijpen.
Onderwerpen die in de groep aan de orde komen zijn o.a:

  • erkenning van hoogbegaafden
  • motivatie
  • discipline
  • omgaan met spanningen
  • het overbrengen van gevoelens
  • vriendschappen
  • rivaliteit tussen broers en zussen
  • het doorbreken van tradities
  • depressie
  • ouderschapsrollen

Naschrift: In Nederland worden gespreksgroepen zoals deze georganiseerd door Peers4Parents (–KJ april 2018).

De waarde van gevoeligheid

Gevoeligheid –in de betekenis van sensitiviteit– is een woord dat meestal wordt gebruikt als een negatieve kwalificatie. Wie aangepast wil zijn aan wat de samenleving van hem vraagt kan maar beter niet gevoelig zijn. Dat is niet naar de zin van Kiersti Felland uit Dalen, Noorwegen. In een sterk persoonlijk gekleurde voordracht vergeleek zij sensitieve mensen met een gevoelig instrument waar de samenleving zuinig op zou moeten zijn. Sensitiviteit definieert zij als het vermogen om te begrijpen wat iemand voor of over jou, zichzelf of een ander voelt, denkt, zegt of doet.
Sensitieve mensen hebben het vermogen tot empathie (invoelen) en de bereidheid om energie te steken in anderen. Zij gaan op een meelevende en meegaande manier relaties aan en doen een bewuste poging om anderen te begrijpen. Dat is iets totaal anders dan sympathie (meeleven), die berust op een onbewust proces. Verbeelding en voorstellingsvermogen zijn essentieel voor het ontwikkelen van empathie.
Insensitieve mensen daarentegen, hebben weinig inzicht en begrip voor problemen. Zij drukken zichzelf uit op een aggressieve manier en vragen veel aandacht. Ze voelen zich niet prettig bij anderen die een invloedrijke positie hebben. Ze lossen hun problemen op door ze te negeren of te ontkennen. Dit type mensen heeft de laatste 25 jaar de gelegenheid gehad om zich vrijelijk te ontwikkelen, aldus Kiersti Felland. De westerse samenleving heeft het ideaal van een effectief, koud en intellectueel type mens gecultiveerd.
Ouders en leerkrachten raadt zij aan om meer waardering te tonen voor gevoeligheid van kinderen, en niet te snel te zeggen dat ze maar tegen een stootje moeten kunnen. De wereld zou er heel anders uitzien als de sensitieve mensen meer invloed hadden, aldus Kiersti Felland. Maar is dat niet juist in tegenspraak met hun natuur?

Zijn sociale vaardigheden te leren?

Ook tijdens een congres moet wel eens iemand verstek laten gaan. Dat overkwam op het laatste moment Corliss McCallister van de Texas A&M University. Gelukkig was een collega zo vriendelijk geweest haar inleiding mee te nemen. En al hoor je het liever van de spreker zelf, een verhaal als dit laat je toch niet liggen.

McCallister presenteert in haar inleiding een model voor wat zij noemt sociale redzaamheid, het vermogen om succesvol en bevredigend deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Zij stelt dat sociale vaardigheden essentieel zijn voor het aangaan van relaties, dat goede relaties nodig zijn om onderlinge problemen te kunnen oplossen en dat dat laatste een voorwaarde is voor sociale redzaamheid. Het zijn de sociale vaardigheden die het hem doen, kort samengevat.
Sociale vaardigheden staan niet op zichzelf. Voor de ontwikkeling van de meeste ervan is de omgeving van essentieel belang. Zowel ervaringen in het verleden als in de tegenwoordige tijd beïnvloeden het sociaal gedrag van de mens. Hier wordt het interessant, want als je nu sterk afwijkt van je omgeving, hoe gaat het dan met je sociale ontwikkeling? McCallister veronderstelt dat er een relatie is tussen intelligentie en sociale vaardigheid en dat die in een grafiek is weer te geven als een ‘omgekeerde U’ met de top bij het gemiddelde van de groep. Dit is bij de gangbare definitie dus bij een IQ van 100. (zie afbeelding hieronder) Wie ver van het gemiddelde afzit zou op basis van deze veronderstelling minder gelegenheid hebben om sociale vaardigheden te ontwikkelen.


Verondersteld verband tussen sociale vaardigheden en intelligentie.
(McCallister, 1991)

Een beperktere gelegenheid om sociale vaardigheden te ontwikkelen is tot op zekere hoogte te compenseren als je intelligenter bent dan het gemiddelde, maar als het verschil te groot wordt komt er een soort kantelpunt waarboven sociale vaardigheden steeds moeilijker zijn te ontwikkelen. McCallister legt dit punt bij een IQ van 135, wat overeen komt met circa 1% van de bevolking. Voor deze groep is extra aandacht dus zeker geen luxe. Als het model klopt kunnen deze hoogbegaafden bovendien slechts sociale vaardigheden aanleren in een groep met een ruim bovengemiddelde intelligentie.

Ontwikkelingsbibliotherapie

Alle ouders hopen natuurlijk de klippen in het vaarwater van de opvoeding te kunnen omzeilen. Maar als de klippen zó hoog zijn dat je er niet meer omheen kunt, wat doe je dan? Als je kinderen in de knoei raken en het plezier in hun leven verliezen? Hulp vragen bij de gevestigde orde lukt soms, maar vaak ook niet. Veel hulpverleners, zowel bij RIAGG's als in de particuliere sector, weten nog niets af van hoogbegaafdheid. En als ze er wel eens van gehoord hebben is het maar de vraag of ze in staat zijn om te helpen. Sommige cliënten zijn gewoon te intelligent....
Hoe groot de behoefte aan hulpmiddelen bij het hanteren van levensproblemen is, bleek bij de lezing van Sharon K. Gerleman van The Wisconsin Center for Gifted Learners in Waukesha, Wisconsin. Je kon een speld horen vallen tijdens haar voordracht over ontwikkelingsbibliotherapie. Over hoe zij jonge kinderen die zich helemaal in zichzelf hadden teruggetrokken probeerde te bereiken door ze speciaal voor hen uitgezochte boeken te laten lezen en daar achteraf met hen over te praten. Over de emoties die bij sommige kinderen loskwamen wanneer zij zich herkenden in een personage in zo'n boek. En over het bevrijdende gevoel om eindelijk te kunnen praten....
Met het nodige voorbehoud denk ik dat dit een methode is die je zelf thuis kunt toepassen. Wees uiterst voorzichtig als je mogelijk zelf een rol speelt in het probleem van je kind. Voor wie het wil proberen geeft Sharon Gerleman twaalf criteria voor het uitzoeken van geschikte boeken.

  • Authenticiteit van het verhaal.
  • Realistische personages.
  • Situaties in het ‘hier en nu’.
  • Verhalen die leiden naar een oplossing, tenzij het de bedoeling is om er op verder te gaan met een verwant verhaal.
  • Het centrale thema moet duidelijk afgebakend en uitgelegd worden. Geen prekerige of moraliserende verhalen!
  • Onbevooroordeelde weergave van ras, cultuur, levensbeschouwing etc.
  • Illustraties en/of foto's moeten van goede kwaliteit zijn en een ondersteunende rol hebben in het verhaal.
  • Verhalen moeten aansluiten bij de belangstelling van de beoogde lezer(es).
  • Meerdere verhalen die hetzelfde thema van verschillende kanten behandelen verdienen de voorkeur boven een enkel verhaal.
  • Wanneer het de bedoeling is achteraf een gesprek onder vier ogen te hebben, is een keuzemogelijkheid uit meerdere verhalen aan te bevelen (na een korte uitleg van de inhoud).
  • Korte fragmenten uit de literatuur zijn het beste geschikt voor groepsdiscussies (met oudere kinderen).
  • Je moet de verhalen altijd eerst zelf lezen! Discussie komt altijd ná het lezen van het verhaal!