Uit: "Hoogbegaafd, wat betekent dat?", uitg. Vereniging Mensa Nederland, 1993
Hoofdstuk 7 Het temperament van hoogbegaafden© Karel Jurgens 1993
In het verlengde van het verhaal over neurologische aspecten ligt de vraag of er ook iets te zeggen is over de emotionele kant van hoogbegaafdheid. Of we ons anders voelen dan anderen is moeilijk te beantwoorden; gevoel is immers subjectief. Wèl valt te onderzoeken of er verband bestaat tussen emotionele en intellectuele ontwikkeling. In de neurologie houdt men het erop dat de emotionaliteit vooral te maken heeft met een evolutionair wat ouder systeem in de hersenen (het limbische systeem), terwijl het intellect gedacht wordt een produkt te zijn van de evolutionair jongste delen van de hersenen (de neocortex, een deel van de hersenschors). Een verband tussen emotie en intellect gaat enigszins in tegen de gangbare opvattingen, maar in de wetenschap mag je het onverwachte niet bij voorbaat uitsluiten. Prof. Jan Strelau uit Warschau was in dit geval degene die de kat de bel aan bond. Zonder de bijna onvermijdelijke overheadsheets hield hij een betoog dat sterk was gebaseerd op cijferwerk: hij bleek een aanhanger van een richting in de psychologie die zich vooral bezighoudt met het zoeken naar statistische verbanden tussen bij proefpersonen gemeten eigenschappen (trait-psychology). Deze eigenschappen worden beschouwd als vastliggende ‘trekken’ (traits) die je kunt vinden als je maar goed genoeg kunt meten. Daarom besteden deze psychologen veel aandacht aan het ontwikkelen van tests (psychodiagnostiek). Hun belangrijkste wapen in het gevecht met de stromen meetgegevens is de factoranalyse, een statistische techniek om samenhangen op te sporen.
Strelau veronderstelt dat de verklaring hiervoor is dat ouders de neiging hebben meer te reageren op kinderen met een ‘moeilijk’ temperament, terwijl ‘makkelijke’ kinderen meer aan zichzelf worden overgelaten. |