Uit: ‘Hoogbegaafd, wat betekent dat?’, uitg. Vereniging Mensa Nederland, 1993

 

Hoofdstuk 3

Een humanistische visie op onderwijs

© Karel Jurgens 1993

 

Het humanisme staat niet bekend als een levensovertuiging waarvan de aanhangers de straat op gaan. Bekend zijn wel de humanistische waarden, zoals het recht op vrije ontplooiing voor ieder individu en de intellectuele twijfel die overhaast oordelen in de weg staat. Een lezing vanuit een humanistische visie is dan ook geen poging tot het overdragen van ideeën. Veeleer is het een poging om de luisteraar aan het denken te zetten. Zo ook de lezing van Dr. Wei-Fan Kuo uit Taiwan.

Dr. Kuo begon met de stelling dat hoogbegaafde kinderen niet gemotiveerd worden door competitie. Hiermee zette hij zich nadrukkelijk af tegen de gebruiken in het Verre Oosten, waar het hele leven doortrokken is van competitie. Volgens hem zijn hoogbegaafden onafhankelijker, meer van binnenuit gemotiveerd en meer geneigd hun eigen weg te gaan dan anderen. Dientengevolge wijst Kuo de identificatie van hoogbegaafden op basis van slechts één score (bijvoorbeeld het IQ) af.

Naast cognitieve factoren zijn ook andere van belang, zoals creativiteit en doorzettingsvermogen. Ook zijn er vele storende invloeden die het vaststellen van hoogbegaafdheid bemoeilijken. Bovendien zijn de onderlinge verschillen tussen hoogbegaafden zeer groot. Dr. Kuo beschouwt identificatie van hoogbegaafden als een voortgaand proces, waarbij een test hooguit als eerste herkenningspunt kan dienen. Eenvoudiger gezegd: pas als je met hem omgaat kun je zien of iemand echt hoogbegaafd is!

De mens centraal – dat is een kenmerk van het humanisme. Wat betekent dit nu in de praktijk van het onderwijs? Als voorbeeld noemde Dr. Kuo het resultaat van een onderzoek, waarbij bleek dat hoogbegaafden in speciaal op hen gerichte klassen slechter presteerden dan in heterogene klassen. Klassen met 4 à 5 hoogbegaafde kinderen plus een twintigtal anderen lijken betere resultaten te geven, aldus dr. Kuo. Dit zou te maken kunnen hebben met de sfeer van competitie in de speciale klassen. De grote druk om te presteren kan leiden tot faalangst en onderpresteren.
Al behoeven deze resultaten nader onderzoek, ze geven wel enig zicht op de voorwaarden waaronder hoogbegaafde leerlingen vermoedelijk het beste functioneren. Dr. Kuo doet hiervoor een aantal aanbevelingen waarin zonder veel moeite zijn humanistische visie herkend kan worden:

  • Iedere school moet een documentatiecentrum hebben, vrij toegankelijk voor alle leerlingen, met leermiddelen op het gebied van wetenschap, creativiteit en kunst.
  • De school moet een ‘supportive atmosphere’ creëren, een sfeer van acceptatie, van wederzijds begrip en steun, van responsiviteit (de bereidheid om werkelijk te reageren op de ander), van vrijheid van expressie en van vrijheid om te ontdekken. Deze sfeer is nodig om zelfvertrouwen op te bouwen, om te kunnen leren en om aardig gevonden te kunnen worden (“to be loveable”).
  • De school moet een redelijke kans op succes creëren, dat wil zeggen: er moeten realistische doelen gesteld worden: niet te hoog, maar ook niet te laag.